Zoönose zijn besmettelijke ziekten die van dieren op mensen worden overgedragen. Wereldwijd zijn er een paar honderd bekend. Plaagdierbeheersers kunnen deze ziekten oplopen door bijvoorbeeld:
- contact met (dode) dieren
- parasieten via insecten (vlooien, muggen, vliegen)
- contact met besmette grond
- het inademen van deeltjes in de lucht (aërosolen)
Medewerkers plaagdierbeheersing kunnen in contact komen met biologische agentia, bijvoorbeeld bij het verwijderen van kadavers.
De definitie van biologische agentia is: al dan niet genetisch gemodificeerde micro-organismen, celculturen en menselijke endoparasieten die een infectie, allergie of toxiciteit kunnen veroorzaken. Tot de micro-organismen behoren bacteriën, virussen, gisten en schimmels. De groei van de micro-organismen wordt voornamelijk gestimuleerd door de aanwezigheid van water, voedingsstoffen, en een gunstige temperatuur. Daarnaast spelen tijd, licht, zuurstofgehalte en de zuurgraad een rol. Een belangrijke voorwaarde om aan micro-organismen te worden blootgesteld is dat er een transportmedium aanwezig is. Transportmedia zijn dampen, vloeistofdruppels, vocht, vuil en stof.